Speltherapie

Wat is Speltherapie?
Soms zitten kinderen zo in de knel, dat ze hun draai niet meer kunnen vinden:

  • ze zijn prikkelbaar
  • maken snel ruzie
  • zijn teruggetrokken of juist drukker dan normaal
  • slapen slecht
  • hebben onverklaarbare buikpijn of andere lichamelijke klachten
  • plassen weer in bed
  • huilen snel en veel
  • dromen angstig
  • kunnen zich moeilijk concentreren
  • zijn faalangstig

Speltherapie kan dan helpen. Speltherapie is een vorm van psychotherapie voor kinderen waarbij het spel gebruikt wordt om een kind vooruit te helpen. Wanneer ingrijpende gebeurtenissen of psychische problemen de ontwikkeling van het kind belemmeren, kan Speltherapie een oplossing bieden.

Er zijn grofweg drie probleemgebieden te onderscheiden:

1. Traumatische ervaringen, zoals:

  • verlies van belangrijke personen
  • verandering van de thuissituatie of gezinssamenstelling
  • mishandeling of daarvan getuige zijn
  • fysieke, affectieve en geestelijke verwaarlozing
  • ziekte, een handicap of psychiatrische problematiek van het kind zelf of gezinsleden
  • nare gebeurtenissen zoals een ongeluk, pesten, oorlog

2. Emotionele problemen, zoals:

  • problemen met het uiten van gevoelens als angst, boosheid, verdriet
  • te weinig zelfvertrouwen
  • een negatief zelfbeeld
  • hechtingsproblemen

3. Sociale problemen, zoals:

  • moeilijkheden in de omgang met leeftijdgenootjes (niet kunnen samenspelen, pesten, teruggetrokken gedrag)
  • moeilijkheden in de omgang met volwassenen (gedragsproblemen, slecht luisteren)




Waarom Speltherapie?
Speltherapie is een hulpmiddel om een gestagneerde ontwikkeling weer op gang te brengen. Het spel geeft het kind gelegenheid om te ontspannen, gedachten, gevoelens en wensen te uiten, ervaringen te verwerken en te experimenteren met allerlei vormen van gedrag. De speltherapeut biedt het kind de mogelijkheid tot het beleven van nieuwe ervaringen en helpt het kind om emotioneel en cognitief nieuwe inzichten te verwerven.

De spelkamer
De therapie vindt plaats in de spelkamer. Die is zo ingericht dat het kind zoveel mogelijk vrijheid heeft om met allerlei speelgoed en expressiemateriaalte spelen: verkleedspullen, gezelschapsspellen, een zandtafel, poppen, dieren, voertuigen, teken- en knutselmateriaal, bouwmaterialen, etc.

Hoe gaat de therapeut te werk?
De speltherapeut heeft alle aandacht voor het kind en bouwt met hem of haar een vertrouwensrelatie op. Dat duurt soms een paar weken. De therapeut volgt het kind in zijn spel, brengt onder woorden wat er gebeurt in het spel en/of speelt mee. De speltherapeut sluit aan bij de initiatieven van het kind, leert de speeltaal van het kind begrijpen en ondersteuning te geven bij het uiten en verwerken van problemen.

Uit de speltherapiepraktijk
De ouders van Stefan (5) zijn uit elkaar. Hij woont nu met zijn moeder in een ander huis, in een andere stad. Hij zit op een andere school en moet nieuwe vriendjes zoeken. In de spelkamer bouwt hij zijn eigen wereld met eilanden van matten en dekens, sjouwt met een bal die groter is dan hijzelf, en gebruikt veel speelruimte. Hij geniet van de onbeperkte mogelijkheden, de rust en de aandacht. ‘Hier was mijn huis en dan was dit jouw huis. Dit was de stoep en daar was het water. Kijk uit dat je er niet in valt!’ Als een hardwerkende bouwvakker maakt Stefan overal bruggen over het water en zorgt dat de eilanden en de huizen met elkaar verbonden worden. Met opgestroopte mouwen verandert hij zijn bouwwerken steeds weer. Hij doet zijn best om de gescheiden werelden tot een geheel te maken en elke week is hij tevreden dat het hem in de spelkamer allemaal lukt.  ‘En toen gingen we slapen.’


Jim (5) krijgt op school vaak straf, omdat hij steeds weer ruzie maakt. Hij is een kwetsbare jongen, die zich snel tekort gedaan voelt en dan driftig wordt. In de spelkamer wil hij vechten. ‘Kom, we gaan zwaarden!’ roept Jim en hij verkleedt zich als vechtman met een soldatenhelm en vlindervleugels. Hij slaat hard met zijn zwaard op een matras en schreeuwt. Zo kan hij laten zien hoe sterk hij is. Iedere week wil Jim bewijzen dat hij de sterkste is, en onoverwinnelijk. Op een dag gaat hij een stapje verder en durft zonder krachtpatserij de baas te spelen. Als Jim met de therapeute speelt dat ze aan het eten zijn, zegt hij streng: ‘Jij krijgt niks.’ In het spel voelt Jim zijn eigen kracht steeds beter, waardoor hij meer controle over zijn frustraties krijgt. Zijn driftbuien nemen af.


Boris (11) heeft een klein zusje gehad die hij nooit gekend heeft. Toen Neeltje nog een baby was ging ze zomaar dood. Boris kan zijn moeder niet troosten en wordt steeds stiller. ‘Ben je ook wel eens verdrietig om je zusje?’ vraagt de speltherapeut. Boris haalt zijn schouders op en kijkt haar aan. ‘Ja, één keer wel.’ ‘Waar voel je dat verdriet van binnen?’ vraagt de therapeut. ‘Overal.’ ‘Wat voor dier past er bij jouw verdriet het beste, een groot of een klein dier?’  ‘Een konijntje,’ zegt Boris resoluut. De speltherapeut wijst naar een bak met knuffels en vraagt of Boris er één uit wil kiezen. Hij aarzelt even, maar dan kiest hij een klein blauw konijntje. Het krijgt een speciale plek in de spelkamer. Boris’ verdriet staat zo iedere week centraal, zonder dat hij erover hoeft te praten.


Anne (9) raakt snel in de war. Er gebeuren veel dingen in haar leven die ze niet begrijpt. Het is vaak een chaos in haar hoofd. In de spelkamer kijkt ze naar het keukentje. Ze zucht, laat haar blik over het keukentje gaan en zucht nog eens. ‘Wat een rommeltje! Ik ga het keukentje opruimen!’ Anne maakt potjes, pannen, kopjes en bestek met een vegertje schoon. Zonder iets te zeggen. Dan haalt ze alle spullen weer uit het keukentje en herschikt ze, soort bij soort. De tweede en de derde keer dat Anne komt spelen gaat het net zo. Ze wil alleen maar opruimen. Het keukentje is nog nooit zo schoon en opgeruimd geweest.  Ondertussen ervaart ze overzicht en duidelijkheid; al ordenend komt er meer ruimte in haar hoofd.